De zes pilaren van geloof (imaan)

De betekenis van geloof in Allah I

Dit betekent een stevig geloof dat Allah ﷻ bestaat, en de resolute bevestiging van Zijn Heerschappij (Roeboebiyyah), Zijn Alleenrecht van Aanbidding (Oeloehiyyah) en Zijn Namen en Eigenschappen (Asma was Siffaat).

We zullen deze vier zaken hier uitgebreid bespreken:

  1. Geloof in het bestaan van Allah

De aangeboren neiging van geloof in Allah (fitra)

De bevestiging van het bestaan van Allah is iets dat aangeboren is in mensen en het verlangt geen bewijs. Het is zelfs de voornaamste reden dat de meeste mensen Gods bestaan erkennen ondanks hun verschillende religieuze overtuigingen.

We weten in ons hart dat Allah bestaat, want we zoeken altijd Zijn hulp en steun in barre tijden of wanneer we door rampspoed worden getroffen. Dit komt door de aangeboren neiging om in Hem te geloven en om Hem te aanbidden (fitra), die Hij ons heeft ingeprent, ondanks dat sommigen deze proberen te vernietigen of negeren.

De talrijke gebeurtenissen die we gehoord of gezien hebben, waarbij mensen hun gebeden verhoord zagen, of hun wensen uit zagen komen, of hun moeilijkheden verlicht zagen, bewijzen zonder een spoor van twijfel dat Allah ﷻ bestaat.

Bewijzen voor het bestaan van Allah zijn duidelijke en ontelbaar

De mens is zelf één van de grote tekenen die getuigen van het bestaan van Allah. We hoeven slechts na te denken over de zegeningen van het verstand, de zintuigen en de goed-geproportioneerde en perfect ontworpen lichamen waarmee Allah ﷻ ons gezegend heeft. Zoals de Qur’an vermeldt: “Op de aarde bevinden zich tekenen [van Allahs bestaan] en eveneens in julliezelf. Zien jullie dat dan niet?” (Soera Adh Dhaariyaat 51:21)

  • Iedereen erkent inherent het bestaan van de wetten van causaliteit. Met andere woorden: dat alles een duidelijk oorzaak heeft. De verschillende wezens die we om ons heen zien moeten een oorzaak hebben en dat is ongetwijfeld Allah, want het is onmogelijk dat er iets geschapen is zonder schepper, net als het onmogelijk is dat iets zichzelf schept. Zoals het vers gaat: “Of zijn zij door niets geschapen, of zijn zij de scheppers.” (Soera at Toer 52:35) Dit vers betekent simpelweg dat mensen niet geschapen zijn zonder een Schepper en dat zij ook niet zichzelf hebben geschapen. Het is duidelijk dat het Allah is die hen geschapen heeft.
  • Het prachtige ontwerp van het universum, vrij van gebreken; inclusief zijn kleinste, subtielste elementen; zijn hemel, aarde, gesternte en bomen, en vele andere indrukwekkende wonderen. Dit alles bewijst zonder enige vorm van twijfel dat er één Schepper is, Allah, zoals het vers luidt: “Dit is het werk van Allah, die alles heeft vervolmaakt.” (Soera an Naml 27:88) Alle sterren en planeten draaien bijvoorbeeld consequent en constant rond hun respectievelijke centra van massa. Zoals de Qur’an vermeldt: “Noch kan de zon de maan bereiken, noch de dag de nacht inhalen. En allen zweven zij voort in een baan.” (Soera Yaa Sien: 36:40)
  1. Geloven in Allahs heerschappij

De betekenis van geloof in Allahs heerschappij

Dit houdt in dat je ervan overtuigd bent dat Allah ﷻ de Heer, Schepper, Onderhouder en Voorziener van alles is; dat Hij degene is die doet leven en doet sterven; dat Hij de enige is die goed of kwaad kan doen; en dat alle beslissingen in Zijn macht liggen; dat alle goeds in Zijn handen is; dat Hij over alles macht heeft; en dat Hij in al deze zaken geen partner heeft.

Geloof in de heerschappij van Allah houdt in dat een moslim gelooft dat:

Allah de enige Schepper in het universum is, zoals de Qur’an vermeldt: “Allah is de Schepper van alle dingen en Hij is de Toezichthouder over alle dingen.” (Soera az Zoemar: 39:62) De creativiteit van de mens houdt slechts in dat deze iets kan transformeren van de ene staat in de andere, of dat deze iets kan samenstellen of bouwen. Het bevat niet de creatie van iets uit niets of het tot leven brengen van iets dat eerder dood was.

Hij is de enige die Zijn schepping in zijn levensonderhoud voorziet en niemand anders kan dit doen. Zoals de Qur’an stelt: “Er bevindt zich geen levend wezen op de aarde, of de voorziening ervan berust bij Allah.” (Soera Hoed 11:6)

Hij is de meester en eigenaar van alles: “Aan Allah behoort de heerschappij van de hemelen en van de aarde en van al hetgeen zich daartussen bevindt.” (Soera al Maa’ida 5:120)

Hij is de alleenheerser die alle zaken van het universum reguleert: “Hij verordent het bestel van de hemel tot de aarde.” (Soera as Sajda 32:5) De manier waarop de mens zijn zaken beheert is nogal beperkt en hangt af van het materiaal dat hij tot zijn beschikking heeft. En wanneer hij dit doet kan hij succesvol zijn of juist falen. Echter, de manier waarop Allah de zaken van het universum reguleert is alomvattend en effectief, want er is niets dat het op enige manier kan dwarsbomen. Zoals de Qur’an vermeldt: “Tot Hem behoren de schepping en het gebod. Gezegend is Allah, de Heer der Werelden.” (Soera al A’raaf 7:54)

De Arabische polytheïsten in de tijd van de Profeet r geloofden in de heerschappij van Allah

De Arabische polytheïsten in de tijd van de Profeet r bevestigden de heerschappij van Allah. Zij geloofden dat Hij de Schepper, de Meester en de Almachtige is, maar die bevestiging op zichzelf was niet genoeg om hen tot de rangen van islam toe te laten treden. Zoals de Qur’an stelt: “En wanneer je hun vraagt: ‘wie schiep de hemelen en de aarde?’ zeggen zij: ‘Allah.’ Zeg: ‘Alle lof behoort aan Allah.’ Maar de meesten van hen weten het niet.” (Soera Luqmaan 31: 25)

Zeker houdt de bevestiging in dat Allah de Heer der Werelden, de Meester en de Onderhouder is, dat alle daden van aanbidding alleen aan Hem gericht zouden moeten zijn, zonder welke andere partners dan ook naast Hem te erkennen in aanbidding.

Het zou belachelijk zijn om te bevestigen dat Allah de schepper van alles is, alle zaken onder zijn controle heeft, en degene is die doet leven en doet sterven, om vervolgens onze aanbidding aan nog iets of iemand anders toe te kennen. Dat is zeker een van de grootste fouten en de grootste van alle zonden. Zoals de Qur’an opmerkt: “En [gedenk] toen Luqmaan tegen zijn zoon zei, terwijl hij hem raad gaf: ‘O mijn lieve zoon, ken geen gelijken toe aan Allah. Afgoderij is inderdaad een geweldig onrecht.’” (Soera Luqmaan 31: 13)

Toen de Profeet r werd gevraagd naar de grootste zonde ten aanzien van Allah, antwoordde hij: “Om een concurrent in aanbidding naast Allah te stellen, terwijl alleen Hij jou geschapen heeft.” (Sahieh al Bukhari 4207; Sahieh al Bukhari 86)

Geloof in Allahs heerschappij brengt het hart tot rust

Bevestig krachtig dat niets van Allahs schepping Zijn decreet kan betwisten, dat Hij de Schepper en Koning van de gehele mensheid is; dat Hij bepaalt wat goed voor hen is; dat Hij hun enige Schepper en Voorziener is, Degene die al hun zaken regelt; dat niets beweegt of stopt zonder Zijn toestemming, al is het zo klein als een atoom – als je dit bevestigt, dan raakt je hart verbonden met de Almachtige Allah. Dan vraag je niemand om iets behalve Hem; dan vertrouw je op Hem in alle wereldse zaken en kun je alle voor- en tegenspoed in het leven aan met kalmte en vertrouwen, met volharding en doorzettingsvermogen. Wanneer we alles op alles hebben gezet om een werelds doel te behalen en vervolgens tot Allah bidden voor hulp, dan hebben we onze plicht gedaan. Op deze manier vinden we tevredenheid en verlangen we niet naar wat anderen misschien hebben, omdat we er volledig bewust van zijn dat de macht van het besluit bij Allah ligt, die creëert wat Hij wil en kiest voor de mensheid wat het beste is voor haar.

  1. Geloof dat alleen Allah het waard is om aanbeden te worden

Wat betekent dit?

Dit betekent dat je met vaste overtuiging gelooft dat Allah de Enige Ware God is die het waard is om aanbeden te worden. Dit houdt in dat alle zichtbare en verborgen daden van aanbidding, zoals smeekbeden, ontzag, angst, vertrouwen, het gebed, verplichte aalmoezen (zakaat), vasten en het zoeken van hulp alleen aan Hem gericht zouden moeten zijn. Zoals de Qur’an stelt: “Jullie God is één God: er is geen god dan Hij! Hij is de Barmhartige, de Genadevolle.” (Soera al Baqara 2:163)

Dit vers maakt overduidelijk dat Allah de Ene en Enige God is: alleen Hij verdient het om aanbeden te worden en niemand naast Hem of in plaats van Hem mag aanbeden worden.

Het belang van het geloof dat Allah de Enige God is die het waard is om aanbeden te worden

Het belang van het geloof dat Allah de Enige God is die het waard is om aanbeden te worden komt in een aantal aspecten duidelijk naar voren:

  1. Het aanbidden van Allah is het ultieme levensdoel van mens en djinn, zoals de Qur’an vermeldt: “En Ik heb de djinn en de mensen alleen geschapen opdat zij Mij aanbidden.” (Soera adh Dhaariyaat 51:56)
  2. De aanbidding van Allah is ook de reden dat Allah boodschappers heeft gestuurd aan wie Hij de heilige boeken heeft geopenbaard om te bevestigen dat Allah de Enige God is die het waard is om aanbeden te worden en om valse godheden te verwerpen die naast Hem of in plaats van Hem aanbeden worden. Zoals de Qur’an stelt: “En Wij hebben inderdaad elk volk een boodschapper gezonden [die zei]: ‘Dien Allah en vermijd valse goden.” (Soera an Nahl 16:36)
  3. Het aanbidden van Allah is de eerste plicht van de mens aan zijn Schepper. Toen de Profeet r Mu’aadh ibn Jabal t naar Jemen stuurde gaf hij hem de volgende orders en aanwijzingen: “Je gaat naar een volk van de Mensen van het Boek. Laat het eerste zijn waar je hen tot oproept, dat zij getuigen dat er niets of niemand het waard is om aanbeden te worden behalve Allah.” (Sahieh al Bukhari 1389; Sahieh Muslim 19) Dat wil zeggen dat zij alle daden van aanbidding alleen aan Hem moesten wijden.
  4. Geloof dat Allah het enige is dat het waard is om aanbeden te worden, is de ware verwerkelijking van de betekenis van laa ilaha illallaah. Het Arabische woord ilaah (vaak vertaald als ‘god’) verwijst naar iets dat aanbeden wordt. Er is dus niets of niemand die het waard is om aanbeden te worden behalve Allah. Daarom dient er geen daad van aanbidding aan iets te worden gewijd behalve aan Hem alleen.
  5. Geloof dat Allah de enige god is die het waard is om aanbeden te worden is de logische uitkomst van geloof dat Hij de Schepper en de Meester is, Degene die alle zaken beheert.

De betekenis van aanbidding (‘ibaada)

Het Arabische woord ‘ibaada omvat alle woorden en daden waar Allah ﷻ van houdt en die Zijn goedkeuring hebben, Zijn geboden of aanbevolen daden en woorden. Het bevat zowel openbare daden als het gebed, de zakaat of de bedevaartstocht; als ook de verborgen vormen van aanbidding, zoals liefde voor Allah en Zijn Boodschapper r, angst en ontzag voor Allah, vertrouwen op Hem en het zoeken van Zijn hulp.

 

Aanbidding omvat alle aspecten van het leven

Aanbidding omvat alle daden van een gelovige wanneer deze de bedoeling heeft om er dichterbij Allah ﷻ mee te komen. Het concept van aanbidding in islam is daarom niet beperkt tot de algemene rituelen zoals het gebed en vasten. Het bevat daarentegen alle nuttige daden die worden verricht met goede bedoelingen. Op die manier worden alle goede daden van een moslim beschouwd als daden van aanbidding waarvoor hij beloond zal worden in het hiernamaals. Als hij bijvoorbeeld eet, slaapt of drinkt met de intentie om sterker te worden zodat hij gehoor kan geven aan de wil van Allah, zal hij beloond worden voor die intentie. Met andere woorden, een moslim leeft zijn gehele leven voor Allah. Hij eet om sterker te worden zodat hij Allah kan gehoorzamen, huwt om weg te blijven van ongeoorloofde seksuele handelingen, zoekt kennis, behaalt een universitaire graad, doet ontdekkingen, zorgt voor diens partner, kinderen en thuis – dit zijn allen daden van aanbidding, wanneer ze gekoppeld zijn aan de juiste intentie.

De reden achter de schepping van de djinn en de mensheid

Allah ﷻ zegt: “En Ik heb de djinn en de mensen alleen geschapen opdat zij Mij aanbidden. Ik wens geen voorzieningen van hen, noch wens Ik dat zij Mij voeden. Inderdaad, Allah is de Voorziener, de Bezitter van de Sterkste Macht, de Standvastige.” (Soera adh Dhaariyaat 51:56-58)

Allah ﷻ vertelt ons in dit vers dat djinn en mens zijn geschapen om Hem te aanbidden. Hij heeft hun aanbidding echter niet nodig. Integendeel: zij hebben hun aanbidding van Hem nodig omdat zij totaal afhankelijk zijn van Hem.

Als de mens zijn plicht jegens zijn Schepper vergeet en zich overgeeft aan het wereldse plezier zonder de goddelijke reden van zijn bestaan te overdenken, wordt hij net als al die andere schepsels zonder welk voorrecht boven welk ander schepsel dan ook. Dieren eten en vermaken zich ook, maar zij zullen niet ter verantwoording worden geroepen op de Dag des Oordeels zoals de mens: “En degenen die Allah afwijzen maken plezier [in dit leven] en eten [van de voorzieningen] net zoals het vee eet, en het vuur is hun verblijfplaats.” (Soera Mohammed 47:12). Door de plicht jegens hun Heer te veronachtzamen, zijn zij net als dieren, maar in tegenstelling tot dieren zullen zij worden gestraft voor hun ongehoorzaamheid omdat zij, in tegenstelling tot dieren, zijn begiftigd met verstandelijke vermogens.

De pilaren van aanbidding

Aanbidding of ‘ibaada is enkel geldig wanneer het alleen en met oprechtheid aan Allah wordt gericht en wanneer het in overeenstemming is met de soenna van Zijn Boodschapper

Het soort aanbidding dat Allah heeft voorgeschreven is gevestigd op twee belangrijke pilaren:

De eerste pilaar: totale nederigheid en vrees De tweede pilaar: complete liefde voor Allah ﷻ

Daarom dient de door Allah aan Zijn dienaren voorgeschreven aanbidding (‘ibaada) vergezeld te worden van (1) totale overgave aan en nederigheid voor Allah met vrees voor Hem en (2) totale liefde voor Hem, door alleen Hem te vragen, aan te roepen en te smeken.

Liefde die niet gepaard gaat met vrees, zoals de liefde voor eten en welvaart, kan niet als aanbidding worden beschouwd. Tegelijkertijd kan vrees die niet gepaard gaat met liefde, zoals vrees voor een woest beest of een tirannieke heerser, niet beschouwd worden als aanbidding. Voor de verwezenlijking van aanbidding in een handeling, moeten zowel vrees als liefde worden verwezenlijkt, en dit kan alleen aan Allah gericht worden.

 

Voorwaarden van aanbidding

Aanbidding of ‘ibaada is enkel geldig wanneer het aan twee voorwaarden voldoet:

Oprechtheid: het moet met oprechtheid aan niets of niemand anders worden gericht dan Allah.

Soenna: het volgen van de leiding van de Boodschapper van Allah r.

De Qur’an benadrukt dit punt: “Welzeker! Wie zijn gezicht in [volle] overgave tot Allah wendt en goed doet, ontvangt zijn beloning bij Allah. Voor hen bestaat geen vrees, noch behoeven zij verdrietig te zijn.” (Soera al Baqara2:112)

De bepaling ‘wie zijn gezicht in [volle] overgave tot Allah wendt’ houdt in dat iemand zich bewust is van de essentie van monotheïsme en alleen Allah aanbidt.

De woorden ‘en goed doet’ houden in dat deze persoon de regelgeving van Allah en de soenna van Zijn Boodschapper r volgt.

Het is belangrijk om op te merken dat het volgen van de leiding van de Profeet r hier enkel verwijst naar de pure daden van aanbidding, zoals bidden, vasten en het gedenken van Allah. Het verwijst hier niet naar de handelingen die vallen onder de algemene betekenis van aanbidding (‘ibaada), d.w.z. die handelingen en praktijken die iemand doet met een goede intentie om beloond te worden door Allah, zoals trainen om fysiek sterker te worden zodat je Allah beter kunt aanbidden, of een handeltje beginnen zodat iemand zijn familie beter kan onderhouden. Bij dergelijke activiteiten dien je er alleen zeker van te zijn dat je niet ingaat tegen specifieke leerstellingen van de Profeet r of dat je een verboden handeling begaat.

Partners toekennen aan Allah in aanbidding (shirk)

  • Shirk gaat in tegen het geloof dat alleen Allah het waard is om aanbeden te worden. Het geloof dat alleen Allah het waard is om aanbeden te worden en dat alle daden van aanbidding aan Hem gericht moeten worden, zijn de grootste en belangrijkste plichten van een moslim naar diens Heer. Shirk, daarentegen, wordt beschouwd als de grootste zonde ten aanzien van Allah en als de enige zonde die nooit wordt vergeven zonder oprecht berouw. De Qur’an zegt hierover: “Allah vergeeft niets als aan Hem gelijken worden toegekend. Afgezien daarvan, vergeeft Hij wie Hij wil.” (Soera an Nisaa’4:48) Toen de Profeet r werd gevraagd over de grootste zonde ten aanzien van Allah, antwoordde hij: “Om iets of iemand naast Hem te plaatsen als rivaal in aanbidding, terwijl alleen Hij jou geschapen heeft.” (Sahieh al Bukhari: 4207 en Sahieh Muslim: 86)
  • Shirk maakt daden van aanbidding zeker waardeloos en ongeldig, zoals de Qur’an vermeldt: “En indien zij gelijkwaardigen naast Hem hadden aanbeden, zou alles wat zij hebben gedaan tevergeefs zijn geweest.” (Soera al An’aam 6:88) Degenen die de onvergeeflijke zonde van shirk begaan zullen voor de eeuwigheid gedoemd tot het hellevuur zijn. Zoals de Qur’an vermeldt: “Voor degene die anderen met Allah vereenzelvigt, voor hem heeft Allah de tuin verboden. En het vuur is zijn bestemming.” (Soera al Maa’ida 5:72)

Shirk bestaat uit twee vormen: grote shirk en kleine shirk.

  1. Grote shirk: dit omvat het wijden van welke manier van aanbidding dan ook, aan iets of iemand anders dan Allah. Daarom getuigt het wijden van woorden en daden waar Allah van houdt aan Hem alleen, van monotheïsme en het ware geloof. Echter, deze woorden en daden wijden aan een ander dan Allah is een daad van ongeloof en shirk.

Voorbeelden van dit type shirk zijn: iemand anders dan Allah vragen om je te genezen van een ziekte of je welvaart te schenken; vertrouwen op iets of iemand anders dan Allah; jezelf ter aarde werpen voor iets of iemand anders dan Hij.

Allah zegt: “Jullie Heer zei: ‘Roep Mij aan, Ik beantwoord jullie.’” (Soera al Ghaafir 40:60)

“En stel jullie vertrouwen in Allah, indien jullie gelovig zijn.” (Soera al Maa’ida 5:23) “Kniel dan voor jouw Heer en aanbid [Hem].” (Soera al Najm 53:62)

Voor iemand die welke daad van aanbidding dan ook wijdt aan iets of iemand anders dan Allah, geldt dat deze persoon strikt genomen een ongelovige is.

  1. Kleine shirk: dit omvat de woorden en daden die leiden naar het begaan van grote shirk

Voorbeelden van dit type shirk zijn het langer maken van het gebed of het luider reciteren van de Qur’an om ermee te pronken. De Profeet r merkte eens op: ‘Wat ik het meest voor jullie vrees is de kleine shirk.’ Zijn metgezellen vroegen: ‘wat is kleine shirk, Boodschapper van Allah?’ Hij antwoordde: ‘pronken.’ (Musnad Ahmad:23630)

Echter, wanneer iemand een daad van aanbidding alleen verricht om gezien te worden; wanneer het gebed of het vasten niet verricht zouden worden als de mensen niet zouden kijken, dan is deze persoon zeker een hypocriet. Dit valt onder grote shirk waarmee iemand zichzelf buiten islam plaatst.

Valt het vragen van mensen onder het begaan van shirk?

Het doel van islam is om de menselijke geest te bevrijden van de ketenen van bijgeloof en om zich over te geven aan niemand anders dan de Enige Ware God – Allah I.

Het is daarom niet toegestaan om de doden of om de levensloze schepping om iets te vragen of je aan hen over te geven. Wanneer je dit wel doet is dit simpelweg bijgeloof en een onverholen daad van shirk.

Het is echter wel toegestaan om de levenden te vragen om de hulp waartoe zij in staat zijn, bijvoorbeeld om je te redden wanneer je verdrinkt of om hen te vragen om voor ons tot Allah te bidden.

Is het toegestaan om iets te vragen van een dood persoon of van het levenloze gedeelte van de schepping?
Ja
Dit is een onverholen daad van shirk die ingaat tegen islam en geloof (imaan) omdat de doden en het levenloze deel van de schepping niet in staat zijn om gebeden te horen of, wanneer ze de gebeden wel kunnen horen, om deze te verhoren. Het aanroepen of smeken is een daad van aanbidding en wanneer je deze aan een ander dan Allah richt is dit een daad van shirk. De Arabische polytheïsten uit de pre-islamitische tijd riepen vaak de doden en het levenloze deel van de schepping aan.
Nee
We kunnen enkel de levenden die ons verzoek kunnen horen om hulp vragen. Zijn ze echter in staat om jouw verzoek te kunnen inwilligen? Met andere woorden: behoort het tot hun mogelijkheden?
Ja
Dit is toegestaan en wordt beschouwd als een van de mogelijke vormen van dagelijkse, menselijke interactie.
Nee
De levenden vragen om iets te doen wat zij onmogelijk kunnen doen is een vorm van grote shirk die ingaat tegen islam, omdat het neerkomt op het aanroepen van iemand naast Allah. Een voorbeeld hiervan is wanneer iemand die onvruchtbaar is, een ander persoon zou vragen om rechtschapen kinderen.